Gemeenten kennen vier inkomstenbronnen, dat zijn:
- de uitkering uit het Gemeentefonds;
- inkomensoverdrachten afkomstig van andere overheden;
- lokale heffingen: gemeentelijke belastingen, leges, heffingen en retributies;
- overige eigen middelen: opbrengsten uit verkopen (zoals bouwgrond) of inkomsten uit bezittingen (onroerende zaken).
De algemene uitkering uit het Gemeentefonds, subsidies en specifieke uitkeringen zijn niet te beïnvloeden, maar lokale heffingen wel. Lokale heffingen kunnen op basis van hoofdstuk XV van de Gemeentewet worden geheven. Bovendien zijn er heffingen die op grond van andere wetten dan de Gemeentewet kunnen worden geheven, zoals de afvalstoffenheffing (Wet Milieubeheer), omgevingsvergunningen (Omgevingswet) en leges voor een paspoort (Paspoortwet). Gemeentelijke heffingen zijn onder te verdelen in drie categorieën: belastingen, rechten en bestemmingsheffingen.
|
Belastingen |
Rechten |
Bestemmings-heffingen |
---|---|---|---|
Besteding |
Algemene middelen |
Specifieke lasten, verband houdend met individuele diensten |
Specifieke lasten, verband houdend met collectieve voorzieningen |
Opbrengst |
Vrij |
Maximaal kostendekkend |
Maximaal kostendekkend |
Soort |
Forensenbelasting Hondenbelasting Onroerendezaakbelasting Roerende ruimtebelasting Parkeerbelasting Precariobelasting Reclamebelasting Toeristenbelasting |
Gebruiksrechten, zoals marktgelden Genotsrechten, zoals leges Vermakelijkheidsrechten |
Afvalstoffenheffing Baatbelasting BIZ-bijdrage Rioolheffing |
Het behoort tot de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de raad om het beleid omtrent lokale heffingen vast te stellen. Binnen de wettelijke kaders heeft de raad bepaalde vrijheden bij het vormgeven van een belastingverordening:
- de keuze om een belasting, heffing of recht wel of niet te heffen;
- de maatstaf voor de heffing;
- het tarief en welke lasten hierin opgenomen worden;
- mogelijke vrijstellingen.
Binnen deze vrijheid moet de raad rekening houden met de volgende algemene rechtsbeginselen:
- verbod van willekeur;
- gelijkheidsbeginsel;
- profijtbeginsel;
- rechtszekerheidsbeginsel;
- stelselmatigheid;
- maximale kostendekkendheid voor heffingen en rechten.